Groot en klein taal

De woorden groot en klein zijn belangrijk voor het jonge kind. Ik ben klein, jij bent groot, ik wil groter worden. Kinderen zijn al van jong af aan bezig met vergelijken. Het thema dieren kan volop ingezet worden voor de woordenschat en mooie taalactiviteiten. Thema groot en klein, lente en dieren: taal. 

Groot en klein taal

Woordkaarten dieren

Familie schaap

familie het varken

familie de kip

Familie de koe

Familie kip

familie paard

het schaap

Het varken

Doel: woordenschat

Heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden
Heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden
Gebruikt een nieuw geleerd woord in een andere situatie
Gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden

  •  Je begint met het aanleren van de namen van dieren. Je kunt er veel spelletjes mee doen. Zo kun je de woorden inoefenen met cooperatieve werkvormen.  Ook kun je kijken bij de klas van juf Linda. 
  • Leg allerlei voorwerpen die met dieren te maken hebben in de kring. Plastic beesten, voer, voederbakjes, handpoppen, etc.
    Je kunt de kinderen laten praten over de dieren. Ook is het leuk om de kinderen het dagritme van de dieren te laten naspelen. Bijvoorbeeld het eten van de dieren. Benoem de handelingen van de kinderen als de kinderen het uitspelen. Bijvoorbeeld: je pakt het voer uit de voederbak, je eet het op.
  • Maak een woordweb met de kinderen. Begin met het woord dieren en laat de kinderen dierennamen noemen. Teken zelf de dieren erbij of laat de kinderen tekenen. Natuurlijk kun je ook een woordweb over de lente maken.
  • dier in hokMaak een dierentuin van de verteltafel. Laat de kinderen dieren meenemen van huis en laat ze hokken maken van blokjes. Ze kunnen bij deze verteltafel dan dierentuin spelen. Zorg voor een paar poppetjes die de dierenverzorgers kunnen zijn.

 

 

 

 

 

Doel: vertelt uitvoerig en samenhangend over wat hij gedaan of meegemaakt heeft. 

  • Ook hier is de dierentuin een goed voorbeeld voor. Laat de kinderen in de kring vertellen over hun belevenissen in de dierentuin. Speel dit samen met die leerling na in de kring met de poppetjes, zodat de kinderen het zelf kunnen naspelen.
  • Gebruik een handpop van een dier in de grote of kleine kring. Laat de kinderen vertellen over de dag van het dier. Wat heeft het dier meegemaakt die dag? Wat heeft het gegeten en waar sliep het? Leeft het dier in het wild, of in de dierentuin? En ziet de dag er dan anders uit? Laat de kinderen vertellen over het verschil.
  • Maak gebruik van Ko. Vertel in de kring wat hij allemaal heeft gezien in de dierentuin. Laat dan een kind als Ko vertellen. Wat heeft Ko meegemaakt, gedaan en gegeten in de dierentuin?

Doel: beschrijft een aantal veel voor- komende handelingen met gebruik van complexe zinsconstructies

  • Laat de kinderen vertellen wat de dieren meemaken in de dierentuin. Laat ze vooral vertellen over wat de dieren elke dag doen. Lijkt dat op wat de kinderen doen? Wat zijn overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Voor kinderen die dit lastig vinden, kan een handpop van een dier uitkomst bieden. 

Doel: gebruikt complexe taalfuncties als redeneren en concluderen

  • Geef de kinderen kaartjes van een dierenmoeder met haar kind. Hoe kan het kind geboren worden bij de moeder? Wat gebeurt er als het dier geboren wordt? En wat doet de moeder erna? 

Doel: kan zijn mening verwoorden, o.a. door gebruik van ‘ik vind’ zinnen

  • Laat de kinderen hun lievelingsknuffel dier meenemen van huis. Laat de vertellen over waarom dit hun lievelingsdier is. Laat de kinderen de knuffel goed beschrijven. ‘Ik vind dit mijn lievelingsknuffel, omdat…’
  • Stimuleer de kinderen om hun mening te geven over de dieren: ‘Ik vind dat …, omdat …’

Doel: stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen: hoeveel, waarmee, welke, wanneer, etc.

  • Stimuleer de kinderen om vragen te stellen aan elkaar. Oefen de verschillende soorten vragen. Praat met de kinderen over de dierentuin en laat de kinderen vragen aan elkaar stellen. 
  • Laat kinderen zelf voorlezen in de kring en vragen te laten stellen aan de klas over het boek.

Doel: toont zijn plezier in voorlezen en boeken

  • Op de recensie over het boek ‘Dinosaurussen’ vind je allerlei lestips voor het werken over het thema Dino’s.
    Laat bijvoorbeeld een kind het boek over de dino’s voorlezen aan de klas. Het zal je verbazen hoeveel de kinderen al weten over de dinosaurussen.
  • Laat de kinderen boeken meenemen van thuis over dieren. Stimuleer ze om het verhaal aan de klas voor te lezen.

Doel: weet dat een boek gelezen wordt van voor naar achter, een bladzijde van boven naar beneden, en regels van links naar rechts

  • Zorg voor gekopieerde bladzijdes van een boek over dieren dat jij hebt voorgelezen.Laat de kinderen de platen in de juiste volgorde leggen en het boek voorlezen aan elkaar.

Doel: kan een voorgelezen verhaal naspelen met behulp van aanwijzingen van de leerkracht

  • Laat de kinderen veel boeken die je voorleest uitspelen. Ik gebruik altijd het ‘boek van de week’. Ik lees een week lang hetzelfde boek voor op verschillende manieren. Met woordkaartjes, zoals wie komt er in het boek voor? Met de platen van het boek op de juiste volgorde leggen. Kinderen die het boek voorlezen. Aan het einde van de week, op vrijdag, spelen we het boek na. De kinderen kennen de tekst goed en vinden het erg leuk om te spelen! 

 

Thema groot en klein, lente en dieren: taal