Thema beroepen

Wat zijn er veel beroepen op de wereld. Kleuters vinden het maar wat interessant. Vraag ze maar eens wat ze denken dat jij doet, erg grappig. De lestips binnen het thema beroepen zijn voor het lesgeven aan kleuters bedoeld. 


Thema beroepen

Thema beroepen

Opening

Een leerkracht zoekt een beroep. Hij (of zij) weet niet wat hij wil worden. Hij gaat naar een banenmarkt om te kijken welke baan hem geschikt lijkt. Op de banenmarkt komen alle banen voorbij. Ze laten allemaal een stukje zien van hun beroep.

Taal

  • Leg allerlei voorwerpen in de kring die met het thema beroepen te maken hebben. Een stethoscoop van de arts, gereedschap, een instrument, een schooltas, etc. Laat de kinderen allemaal een voorwerp pakken waar ze een zin over mogen zeggen.
  • Pak drie tasjes. Schrijf op een tasje: Wie? Op een: Waar? En op een tasje Waarmee? Stop in elk tasje een voorwerp wat bij de vraag hoort die je opgeschreven hebt. Bij wie bijvoorbeeld een poppetje, bij waar een bed en bij wat een instrument van een arts. Laat de kinderen iets trekken uit alledrie de tasjes. Ze maken met de gekozen voorwerpen een mooie zin.
  • Laat de kinderen een verhaaltje maken met de voorwerpen in de kring, schrijf dit verhaal op en lees het voor in de kring (bijvoorbeeld tijdens het fruit eten).
  • Herkennen de kinderen de voorwerpen? Laat ze vertellen waar ze de voorwerpen van kennen. Wat kunnen ze erover vertellen?
  • Maak een woordweb met de kinderen in het thema beroepen. Zoek er samen plaatjes bij op de computer/digibord en plak deze erbij. Je kunt ook een woordweb maken over verschillende woorden van het thema, bijv. wat de mensen in een bepaald beroep allemaal doen.

Beginnende geletterdheid

Doel: Letterklanken herkennen

  • Laat de kinderen woorden die met beroepen te maken hebben bedenken. Laat ze allerlei woorden bedenken met een bepaalde beginletter. Bijvoorbeeld de d van dokter. Je kunt hier een woordspin met plaatjes van maken.
  • Laat de kinderen zoveel mogelijk beroepen opnoemen. Schrijf deze op en omcirkel de eerste letter van de woorden. Je kunt ze ook clusteren onder een bepaalde letter.
  • Als je een letter van de week hebt, kun je de kinderen deze letter laten leggen van blokjes. Ze bedenken de letter van tevoren, net als een architect en bouwen de letter van blokjes, net als een bouwer.
  • Verzamel allerlei spullen die met het thema beroepen te maken hebben, zie ook het onderdeel taal. Misschien willen de ouders van je klas je wel wat lenen? Maak samen met de kinderen groepjes van deze spullen met de beginletters. Leg deze beginletter er groot bij.

Doel: Positie van een letter in een woord oefenen. (de leerkracht ontleedt het woord) K-l-a-s. Wat is de laatste letter? De middelste letter? Auditieve discriminatie

  • Verander de eerste, de middelste, of de laatste letter van beroepen. Weten de kinderen welk woord je bedoelt? Maak bijvoorbeeld van het woord orts, in plaats van arts. Welk woord wordt bedoeld? En welke letter is veranderd?
  • Verzamel allerlei spullen die met beroepen te maken hebben in de kring. Hak de woorden van de attributen met de klas. Oefen daarbij de positie van de verschillende letters.

Doel: Klankzuivere woorden ontleden, m-k-m –woorden, m-m-k-m of m-k-m-m. Hakken met de hand op de tafel van links naar rechts

  • Hak en plak allerlei woorden die met beroepen te maken hebben. Je kunt hier een spelletje van maken. Hak en plak een bepaald woord. Kunnen de kinderen raden welk woord je hebt gehakt? Laat de leerling het woord hakkend en plakkend herhalen.

Rekenen

Doel: Voorwerpen ordenen op basis van kenmerken: groot-klein, hoog-laag, meer-minder, dun-dik, smal-breed

  • Gebruik de voorwerpen die over beroepen gaan uit het voorbeeld bij taal. Maak allerlei groepjes met de kinderen in de kring. Grote en kleine voorwerpen, hoge en lage, meer en minder, dunne en dikke voorwerpen en smalle en brede.
  • Welke eigenschappen en overeenkomsten kunnen de kinderen nog meer bedenken met de voorwerpen? Laat ze het in die groepjes leggen.

Doel: Vooruit- en terugtellen vanaf verschillende startpunten t/m 20

  • Leg de voorwerpen van de kring op een rij. Tel deze met de kinderen vanaf verschillende startpunten.
  • Leg allerlei plaatjes van het thema beroepen op een rij. Tel deze vanaf verschillende startpunten. Je kunt hier de getallen bij leggen, voor het getalbegrip.

Doel: Koppelen van hoeveelheid aan hoeveelheid (leeftijd aan vingers, rondjes aan knikkers etc) en de cijfers

  • Maak groepjes van verschillende aantallen van materialen van de beroepen. Laat de kinderen de juiste cijfers bij de aantallen leggen.
  • Geef de kinderen allemaal een aantal attributen van de beroepen. Laat ze iemand zoeken die 1 meer of 1 juist 1 minder heeft. Je kunt ze ook een cijfer vertellen of geven dat ze moeten zoeken.

Hoeken

Huishoek

  • Hang allerlei kleding van de beroepen in de huishoek
  • Zet elke week een beroep centraal en maak hier je hoek van.
    Bijvoorbeeld een bakkerswinkel, een ziekenhuis, een school, etc.

Bouwhoek

Laat de kinderen een omgeving bouwen van een beroep. Bijvoorbeeld een bed voor in het ziekenhuis. Een oven voor de bouwhoek. Of een tafel voor de schrijver.

Afsluiting

Laat de banenmarkt van de opening terug komen. Nu spelen de kinderen de beroepen uit. Ze trekken allemaal de kleding van het beroep aan. Ze krijgen een eigen kraampje of hoekje waar ook de attributen van hun beroep liggen. Laat de ouders langs lopen op de beroepenmarkt.